
CollectieGandavensiaVliegende Bladen
Tussen 1869 en 1911 leidde Ferdinand vander Haeghen de universiteitsbibliotheek, in een periode van wetenschappelijke expansie. Bewaring, ontsluiting en circulatie van wetenschappelijk onderzoek werd een belangrijke opdracht voor de bibliotheek. Ondanks die modernisering hield de bibliothecaris ook vast aan negentiende-eeuwse tradities, zoals de band met de oudheidkundige beweging en het engagement van de bibliothecaris in het stadsleven.
Onder vander Haeghen werden meer dan driehonderdduizend volumes toegevoegd aan de collectie, niet alleen door de verwerving van grote antiquarische collecties, maar ook door de normale aankooppolitiek van moderne werken en tijdschriften én het grote volume aan schenkingen. Als het op vorm aankwam, hield Vander Haeghen er ruime denkbeelden op na, waarbij de bibliotheek evengoed museale en archivalische stukken opnam in de collectie, zeker als de inhoud ervan de Gentse stadsgeschiedenis aanbelangde.
In 1872 creëerde de bibliothecaris twee nieuwe fondsen, de Section Gantoise en de Vliegende Bladen. De Section Gantoise was het depot waarin alle werken belandden die gedrukt waren in Gent, geschreven waren door Gentenaars, handelden over Gent of enigerlei verband hielden met de stad. Er waren geen vormvereisten en alle stukken waren welkom. De oorsprong ervan ligt in de tienduizend Gentse drukken die hij in de jaren 1850 en 1860 verzamelde voor zijn Bibliographie Gantoise en die hij in 1872 schonk aan de bibliotheek.
Systematisch isoleerde Vander Haeghen de Gentenaren uit de bibliotheekcollectie en bracht ze onder in dit thematische fonds, dat ook fysiek gescheiden werd en ondergebracht in een aparte zaal, de Salle des Gantois, die zich in het uiterste puntje van de bibliotheek bevond, in de knik tussen de Ottogracht en de Bibliotheekstraat. Het fonds werd gekoesterd door Vander Haeghen en toen hij in 1911 de bibliotheek verliet was dit uitgegroeid tot het papieren geheugen van de stad.
De aangroei van de collecties Gandavensia is tot op vandaag een prioriteit voor de Boekentoren.
Ferdinand vander Haeghen was 39 toen hij in 1869 hoofdbibliothecaris van de Gentse universiteitsbibliotheek werd. Een energiek, erudiet, ambitieus en visionair autodidact die geen universitair diploma kon voorleggen, maar die een sterk uitgebouwd netwerk van kunstenaars en boekspecialisten met zich meebracht. Als jonge man, rijk getrouwd en gefascineerd door de stad waarin hij woonde, had hij alle lokale Gentse drukken van de 15e tot de 19e eeuw verzameld en beschreven in de Bibliographie Gantoise (1858-1869) en dat kon tellen als ingangsexamen voor zijn nieuwe functie.
Eenmaal aan het hoofd van de bibliotheek bleef die aandacht voor Gent en bracht hij uitzonderlijke stukken samen die verder gingen dan de grenzen van de stad. De rijkdom van de erfgoedcollectie is - zeker wat betreft de 'Gentse' stukken - in belangrijke mate aan hem te danken.